Het stopzetten van de huishoudelijke verzorging komt voor de rechter op 24 februari 2015
Het stopzetten van de huishoudelijke verzorging komt voor de rechter op 24 februari 2015
De situatie in Montferland, in andere gemeenten en het juridisch verweer
Intro
Zoals bekend heeft de gemeente Montferland het beleid om geen nieuwe indicaties af te geven betreffende de huishoudelijke verzorging, omdat de eerste drie uur algemeen gebruikelijk zou zijn. Het gevolg hiervan is dat veel mensen sinds 1 januari 2015 zonder huishoudelijke verzorging zitten en in veel gevallen wordt deze hulp ook niet opgevangen door anderen. Twee cliënten van mij laten het er niet bij zitten en hebben om een voorlopige voorziening gevraagd bij de rechtbank te Arnhem, zodat met spoed de huishoudelijke verzorging alsnog toegekend wordt.
Huishoudelijke verzorging is één van de eerste en goedkoopste vormen van verzorging die nodig is om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. ‘Goedkoop?’, hoor ik u zeggen. Jazeker.
Door ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen komen zij niet terecht in verzorgingshuizen en dergelijke, wat een flinke besparing op de zorgkosten scheelt. Immers, verzorgingshuizen zijn veel duurder dan enkel het verlenen van huishoudelijke verzorging. Eén van de hoofddoelen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) is om ervoor te zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen, of in de woorden van de wet zelf:
“de gemeente moet een plan maken dat erop is gericht om cliënten zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te laten blijven (artikel 2.1.2 lid 3 sub a).”
Het beleid van de gemeente Montferland, alsmede het beleid van bijvoorbeeld Berkelland, Duiven en Lochem, is er juist op gericht om zorg te ontmoedigen en door het collectief afschaffen van huishoudelijke verzorging in de gemeente lijkt het plan dat de gemeente moet maken op grond van artikel 2.1.2 lid 3 sub a, juist gericht op het bereiken van het tegenovergestelde effect van wat de wet voorschrijft.
Het verdwijnen van de verzorging en rechtszekerheid
Wanneer de huishoudelijke verzorging verdwijnt, bestaat de kans op verwaarlozing en daarmee wordt ook de kans op ongevallen vergroot, hetzij door rondslingerende objecten, hetzij doordat mensen zelf proberen het huis op orde te krijgen. Een ongeluk zit in een klein hoekje en één van mijn cliënten is al lelijk ten val gekomen, iets minder dan anderhalve maand nadat de huishoudelijke verzorging stop werd gezet. Een spoedaanvraag voor huishoudelijke hulp werd vervolgens afgewezen, omdat ‘er reeds een onderzoek had plaatsgevonden’. De gemeente Montferland nam niet eens de moeite om te vragen of er veranderingen in de situatie waren opgetreden. De gemeente is overigens van mening dat meneer hulpbehoevend is, maar dat eventuele hulp zelf bekostigt moet worden. Huishoudelijke verzorging is immers naar de mening van vele gemeenten ‘algemeen gebruikelijk’. Juist, hulp die op 31 december 2014 nog niet algemeen gebruikelijk was, is een dag later op 1 januari 2015 wel algemeen gebruikelijk.
Veel mensen hebben een doorlopende indicatie en met het oog op de rechtszekerheid (je mag immers verwachten dat gemeenten een besluit naleven) moet de gemeente met een goed verhaal komen om een bestaand besluit te wijzigen. U kunt dus wellicht de verbazing voorstellen bij de mensen die te horen krijgen dat bijvoorbeeld hun indicatie tot en met eind 2016 per 1 april 2015 (of een andere datum, afhankelijk van de gemeente) wordt stopgezet. Indien u een vergunning heeft om met uw marktkraam op de markt te staan tot eind 2016 en vervolgens zegt de gemeente zonder nader overleg en zonder dat u iets verkeerds heeft gedaan ‘uw vergunning stopt per 1 april 2015’, dan klaagt u toch ook? Een ieder zou in een dergelijk geval toch stellen dat de gemeente zich aan de afspraak moet houden? Ga bij uzelf ten rade: wat als de gemeente zonder overleg uw vergunning of dergelijke zou wijzigen of intrekken, zou u dat toestaan? Vindt u dat normaal? Veel gemeenten vinden dat schijnbaar normaal en op grote schaal wordt dit beleid toegepast: het stopzetten van de huishoudelijke verzorging, zonder goed overleg en zonder dat de omstandigheden bij de hulpontvangers zijn veranderd. Integendeel, de omstandigheden verslechteren doorgaans vanwege de vele progressieve aandoeningen die er bestaan en de altijd vervelende ouderdomskwalen.
Algemeen gebruikelijk in de verordeningen
De gemeente Montferland alsmede de andere gemeenten die de huishoudelijke verzorging stopzetten verschuilen zich achter lange verordeningen, waarin staat dat de huishoudelijke hulp voortaan dus ‘algemeen gebruikelijk’ is. In de verordeningen is opgenomen dat voor iedereen voortaan de huishoudelijke verzorging algemeen gebruikelijk is en bij voorbaat staat de uitkomst van de beschikking dus eigenlijk al vast: huishoudelijke verzorging is bij gemeentelijke verordening uitgesloten van de Wmo. Wat zijn de keukentafelgesprekken dan nog waard, als bij voorbaat al bekend is hoe de beschikking zal luiden? Wat is het onderzoek dan nog waard? Is het überhaupt een onderzoek te noemen?
Ik hoop met de voorlopige voorziening van dinsdag 24 februari antwoord te krijgen op deze vragen. Indien de voorzieningenrechter bepaalt dat gemeenten inderdaad niet een categoriale stopzetting via een verordening kunnen regelen (zoals reeds bevestigd in de recente Dantumadeel uitspraak), komt er hopelijk meer druk te liggen bij gemeenten om niet bij voorbaat de huishoudelijke verzorging uit te sluiten van de Wmo-maatwerkvoorzieningen. De gemeenten verschuilen zich nu achter “maar we hebben een gesprek gevoerd”, maar wanneer je vervolgens de afwijzende beschikking bekijkt wordt wederom enkel verwezen naar de gemeentelijke verordening. De inhoud van de gesprekken lijkt niet mee te wegen bij de besluitvorming en dit dient de rechter af te keuren. De zorgbehoefte van een aanvrager moet doorslaggevend zijn en niet een zinnetje in de gemeentelijke verordening. De gemeente moet per geval zeer goed beoordelen of het wijzigen van een beschikking verantwoord en nodig is en bij nieuwe aanvragen dient de gemeente zeer goed te beoordelen in hoeverre er een zorgbehoefte bestaat en hoe deze opgevuld kan worden.
De positieve ervaringen
Sommige wmo-consulenten en andere indicatiestellers doen dit al, ook in de gemeenten waar de huishoudelijke verzorging stopgezet wordt. Hoewel ik van mening verschil met bijvoorbeeld de consulenten in Duiven, wordt in het geval van mijn cliënten voor een tijdelijke oplossing gekozen in afwachting van bijvoorbeeld de rechtszaken die dienen op 24 februari 2015. Daarnaast is in een ander geval de huishoudelijke verzorging tijdelijk uitgebreid, om de mantelzorger te ontlasten. Hoewel dit uiteraard tijdelijk is, geeft het wat ademruimte aan de zorgontvangers en daar ben ik dankbaar voor.
Ook in de gemeente Lochem is bij een cliënt van mij gekozen voor uitbreiding van de huishoudelijke verzorging en ontlasting van de mantelzorger, ondanks dat de gemeente had aangekondigd de hulp te zullen stopzetten. Ook in dit geval ben ik dankbaar.
Tot slot heeft een consulent goed werk verricht in de gemeente Berkelland. Hoewel er nog geen officieel besluit is, zal zij aan de gemeente adviseren om verzorging te blijven verlenen. Wederom dankbaarheid.
Helaas blijken dit uitzonderingen op de regel te zijn. Het beleid is en blijft vooralsnog dat de huishoudelijke verzorging als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt via een verordening en dat het aan de hulpaanvrager is om het tegendeel te bewijzen. Een omgekeerde bewijslast, de onderzoeksplicht ligt immers bij de gemeente. De gemeente moet een goed onderzoek verrichten en hier een schriftelijk rapport over opstellen en de hulpaanvrager moet uiteraard zijn medewerking aan dit onderzoek verlenen.
De medewerkers van gemeenten zullen mijn uitlatingen betwisten en dat is uiteraard ook de reden dat ik samen met mijn cliënten dinsdag voor de rechter sta. Terugkomend op het geding tegen Montferland speelt het volgende.
En weer naar Montferland en de rechtszaak
Montferland erkent dat er een zorgbehoefte bestaat, heeft vervolgens uren geïndiceerd, maar wijst tenslotte naar de algemene verordening. Hierin staat dat de eerste drie uur aan huishoudelijke verzorging algemeen gebruikelijk is. Het is verwonderlijk om te vernemen dat de hulp zonder nader onderzoek en motivering als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt. Het is aan de gemeente Montferland om aan te tonen waarom cliënt niet langer in aanmerking komt voor vergoeding van huishoudelijke verzorging en waarom in het geval van cliënt de eerste drie uur huishoudelijke verzorging algemeen gebruikelijk is. De gemeente heeft hier echter geen onderzoek naar gedaan en verwijst enkel naar de gemeentelijke verordeningen en adviezen. Uit zowel wetgeving als jurisprudentie blijkt dat dit onvoldoende is. Dit is zoals eerder vermeld ook ter sprake geweest in de Dantumadeel-uitspraak. Ik citeer:
“Een categoriale stopzetting, die dus alle burgers in een bepaalde gemeente treft, in verband met gewijzigd beleid en zonder na deugdelijk onderzoek rekening te houden met die omstandigheden, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet mogelijk.”
“Gesteld noch gebleken is dat de persoonlijke omstandigheden van verzoeker en zijn echtgenote nadien zijn verbeterd. Desondanks is de hh1 per 1 januari 2015 beëindigd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder hiertoe, zonder nader onderzoek naar onder meer de mogelijke gevolgen van de beëindiging voor de gezondheid en het welbevinden van verzoeker en zijn echtgenote, per deze datum niet heeft kunnen en mogen overgaan.“
“De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat de huishoudelijke hulp in het geval van verzoeker nooit eerder is aangemerkt als algemeen gebruikelijk. Indien en voor zover de huishoudelijke hulp algemeen gebruikelijk is dan wel als zodanig dient te worden aangemerkt, dan dient, gelet op vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), bijvoorbeeld de uitspraak van 17 november 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009: BK5657), nader te worden beoordeeld of de huishoudelijke hulp in dit specifieke geval ook als voor de persoon als aanvrager algemeen gebruikelijk als bedoeld in artikel 1, negende lid, van de Verordening moet worden beschouwd.
Verweerder is hier, zonder nader onderzoek, op voorhand van uit gegaan. Gelet op de omvang van de voor verzoeker en zijn echtgenote noodzakelijke huishoudelijke hulp (welke door verweerder niet is bestreden) brengt dit echter onweersproken maandelijks dermate hoge kosten met zich, dat niet uit te sluiten is dat de huishoudelijke hulp naar de geldende maatschappelijke normen niet tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van verzoeker en zijn echtgenote behoort.”
Uiteraard is de uitspraak veel herhaling van eerdere uitspraken, maar het geeft een mooi overzicht van hoe gemeenten niet mogen handelen. Het is spijtig om te zien dat ondanks deze uitspraak gemeenten hun eigen weg blijven volgen, wat betreft het afschaffen van de huishoudelijke verzorging. Om die reden wil ik afsluiten met enkele artikelen uit de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Allereerst dienen gemeenten te beseffen dat de huishoudelijke verzorging onderdeel is van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Zo zegt artikel 2.1.1 Wmo dat het gemeentebestuur zorg draagt voor de maatschappelijke ondersteuning en de kwaliteit en continuïteit van de voorzieningen. De gemeente moet een plan maken dat erop is gericht om cliënten zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te laten blijven (artikel 2.1.2 lid 3 lid a) en het huidige beleid van de gemeente werkt dit doel tegen.
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische, psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat tot participatie (artikel 1.2.1 sub a). Daarnaast beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven (artikel 2.3.5 lid 3).
Mr. K. Wevers
Juridisch adviseur bij Jurist Wevers
De twee zittingen vinden plaats op dinsdag 24 februari om 13:00 uur en 13:30 uur bij de rechtbank Gelderland aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem.
Foto door: G. Redgrave